Als je alle foto’s op de mediakanalen mag geloven is iedereen steeds gelukkig en succesvol. En knap ook natuurlijk. En dat lijkt de norm te zijn. Je moet leuk, aantrekkelijk, energiek, vitaal en “happy de peppie” zijn. Anders…?
In mijn jeugd was het niet anders. Al hadden we toen natuurlijk nog geen internet en geen mobiele telefoon. Maar onbewust wist elke puber precies de regels. En eenzaam en ongelukkig, daar wil je niet bij horen. Dat is een soort van ‘besmettelijk’. ‘Met wie je omgaat word je’ is de angst.
Ook ik voelde dat scherp aan. Na een fijn begin op het HML, mijn nieuwe middelbare school, waarin weliswaar een van mijn vriendinnen van de basis me liet vallen als een baksteen, kreeg ik al snel twee nieuwe vriendinnen. En dompelde ik me onschuldig en open onder in het nieuwe spannende leven van de middelbare school. Ik danste voor het eerst van mijn leven op een schoolfeest, me heel cool voelend met een oranje mayo onder een oud jasje van mijn vader als alternatieve jurk, mijn haar in stekels geknipt, en 2e hands mannenschoenen aan.
Maar in de 2e en 3e veranderde er iets. Dat ging niet van de ene op de ander dag. Ik had het zelf eerst ook niet zo goed in de gaten, maar in mijn beleving waren mijn beste vriendinnen A en P er ineens niet meer.
Ik weet nog de schok van de pauze; ik loop uit de klas naar de gang, en A en P zijn niet op ons gebruikelijke ontmoetingsplekje. Voor het eerst vroeg ik me af wat mijn andere klasgenoten in de pauze eigenlijk deden. Ik had geen idee. Waar was iedereen? Ik dwaalde wat rond in de grote school, keek in de nissen, gangen, bieb en in de grote hal en zag niemand die ik kende. De hal zat vol gezellig met elkaar kletsende en etende groepjes. In de kantine beneden zag ik jongeren pingpongen. En op de bank hingen druk met elkaar pratende jongens vol van kennelijk heel belangrijke zaken. Niemand nam ogenschijnlijk notitie van mij. Ik voelde me steeds kleiner en banger worden. In mijn beleving ging ik keihard af. En ik schaamde me daarvoor. Alsof alle blikken van de hele school mij afkeurend & honend aankeken, “Ach daar heb je die lelijke eenzame brugpieper ook nog” ”Wat doet zij hier!”
Het was natuurlijk in het begin lang niet elke pauze zo. A en P zaten inmiddels in een andere klas, zij deden havo en ik VWO. Maar waar we elkaar eerst in de pauze nog opzochten zag ik ze steeds minder. P vertelde dat A nu met de punkers omging. Maar P trof ik ook steeds minder en ik durfde niet te vragen waar ze dan was op de sporadische momenten dat ik haar nog wel tegen het lijf liep.
Ik weet niet meer hoe ik het al die jaren heb volgehouden. Wel kan ik direct de beklemming op mijn borst en de buikpijn terug voelen, nog steeds, na al die jaren. Op het hoogte punt van mijn eenzaamheid sloot ik me in de pauzes maar op in de wc, zodat de anderen me in elk geval niet in mijn eentje zagen ronddolen. Alles erger dan de schaamte dat ontdekt werd dat ik zo eenzaam was..
Soms hield ik de lange pauzes niet uit en zocht ik contact met een meisje waarmee ik op de lagere school ooit in een toneelclub had gespeeld. Om toch maar een praatje te hebben ging ik bij ze staan. In een donker hoekje van het podium, in de grote hal, zaten de andere buiten-geslotenen, de nerts en de onpopulaire kinderen waar ik nu ook plots deel van uitmaakte. Dit meisje had helaas een garde van drie andere om zich heen. In hun uitzonderings-bubble hadden ze zich de macht aangewend om andere eenzame doolers zoals ik, naar beneden te halen. En een in het bijzonder was daar meester in. “Je komt alleen maar bij ons staan omdat je niemand anders hebt”; ketste ze schel en honend tegen mij terug toen ik op een dag voorzichtig durfde te vragen hoe het met ze was. Haar al imposante verschijning leek nog tien centimeter te groeien en haar vette gezicht glom van zelfgenoegzaamheid op haar overwinning. En ja ze had gelijk. Dat maakte het extra pijnlijk.
Naar buiten durfde ik niet. Want dan moest ik langs de rokende groep punkers, en op de een of andere manier voelden die als een soort enge wachters voor mij. En stel dat ik A daar zou zien en ze zou me negeren. Dat leek me het pijnlijkste van alles. En daarbij, wat moest ik buiten dan doen?
Daarbij kwam ook dat ik op een ochtend, volkomen onwetend in de door mijzelf gecreëerde outfit en zelf genipt kapsel een keer ‘s ochtend, bij de nog gesloten schooldeur, op “hun” randje zat bij de deur. ‘Wist ik veel dat dat het rokers randje was’! De punkers stroomden in hun groepje samen en een riep heel hard, naar mij glurend onder zijn hanenkam, duidelijk doelend op dat ik het ook zou horen ”Hey daar zit die lelijke nepperd. Zij denkt zeker dat ze ook punker is met haar vlechtje! ”. Een schaterlach golfde door de groep; terwijl ze hun dagelijkse portie peuken aanstaken, en ik me onzichtbaar probeerde te maken.
Daarna heb ik mij volgens mij zelden buiten gewaagt tijdens schooltijd. Ik schaamde me. Er was vast iets mis met mij. Ik maakte me onzichtbaar zodat niemand me zou opmerken. Hoe ik deze jaren ben doorgekomen is me een raadsel. Een examenfeest heb ik niet meegemaakt. Er waren er vast een heleboel op onze moderne en hippe Montessori school, maar ik werd niet gevraagd, dat viel buiten mijn gezichtsveld. Gelukkig had ik thuis kunst, mijn verhalen, muziek, boeken, de natuur, mijn wereld. Buiten school waren er sporadisch vriendschappen. Ik werd heel soms gevraagd mee te gaan naar een concert, festival of feestje. Ik kan me niet herinneren dat ik zelf ooit iets voorstelde, bleu, introvert en verlegen als ik toen was geworden. Het is een wonder dat er mensen waren die me wel zagen en met me wilden omgaan. Terugkijkend was ik ook heel passief en onhandig in de omgang met anderen. Ik heb er tientallen jaren over gedaan om me “normaal ” in het sociale verkeer te leren bewegen, om me niet meer zo ongemakkelijk en onzeker te voelen, om me te uitten en om mezelf niet te verliezen.
De schaamte voor eenzaamheid zie ik veel terug. Bij jongeren en bij ouderen. Het is niet ‘hip’ en niet ‘cool’ om eenzaam te zijn. Dus wordt het snel verborgen of weggemoffeld. En een jongere wil al helemaal niet dat daar aandacht aan wordt gegeven. Je wilt in die periode gewoon normaal zijn, leven, meedoen!
Ergens in de derde klas had ik een persoonlijk gesprek met mijn Franse leraar. Een bijzondere man met hele wakkere doordringende ogen en een broodmager lichaam. Alleen om hem hield ik het nog vol in de Franse les te zitten, maar huiswerk maken deed ik niet, ik had het allang opgegeven. Hij vertelde me dat hij heel ziek was, dat hij kanker had, maar dat hij een dag in de week bleef werken omdat hij het zo fijn vond ons te ontmoeten en iets te leren. Hij vertelde dat hij alleen nog dingen deed waar hij energie van kreeg. Hij vroeg me waar ik blij van werd en wat ik wilde doen met mijn leven. Dat had nog nooit iemand gevraagd. Ik vertelde hem dat ik graag kunst wilde maken maar dat ik erg onzeker was. “Ik weet dat je me misschien niet gelooft, jij bent nog heel jong en in jouw ogen ben ik al erg oud, maar het wordt beter echt waar. Kijk ik ga snel dood, maar jij hebt nog een heel leven voor je. Als Frans niets voor je is laat je het vallen, maar kies voor de dingen die je energie geven, dat wat je in je hart voelt. “
Niet lang daarna was hij van school verdwenen, maar zijn positieve aandacht voor mij was in mijn ziel gegrift en zou ik nooit vergeten.
En of het onbewust of bewust heeft meegespeeld, dat weet ik niet, maar ik ging buiten school cursussen volgen in dingen die ik wilde leren. Pottenbakken, Raku stoken, schilderen, moderne dans. Vaak zat ik als jongere 15/16 jarige tussen de volwassenen en bejaarden. Maar dat kon me niks schelen. Het waren veilige plekken, waar ik mezelf kon zijn. Waar aandacht en rust was.
De moraal van dit verhaal: alleen even contact maken, al is het maar iemand gedag zeggen, kan heel, heel veel, impact hebben op de rest van een leven. Dat kan ik uit eigen ervaring zeggen. Met mijn levenservaring en ontwikkeling kan ik nu vele helpen hun eigen spoor terug te vinden. Ik ben dankbaar voor het pad dat ik loop. Al breekt mijn hart soms bij de vele eenzame jongeren en ouderen die ik ontmoet en om me heen zie.
Dus daarom, als je in je klas, op straat, in het verzorgingstehuis, op het bankje in de park, vaak iemand alleen ziet zitten, maak even contact. Zeg ‘Hoi’.Vraag hoe het is? Toon interesse. Wees niet te bescheiden. Wees gul. Schenk je aandacht. Liefde kan nooit opraken en is er altijd genoeg. Een klein positief gebaar, een klein woord kan al een leven veranderen. Plant een zaadje. Dank je wel onbekende Franse leraar voor het zaadje dat je mij schonk, en ik nu door kan geven. Dank je wel.